Het zit niet altijd mee. Zelfs op de mooie, stille Zmulnerberg gaat weleens wat mis. Dit weekend hebben we van die dagen dat niks loopt zoals het zou moeten.
Gelukkig volgt er dan een mooie maandag met een sprookjesachtige zonsopgang boven het weidse winterlandschap. Als Jeannette tussen de middag naar buiten stapt, haalt ze diep adem. De lucht is zuiver fris. Elk takje, elk grassprietje wordt bedekt met een dikke laag rijp. Alles schittert en twinkelt helder wit.
Tobias en Boris springen om haar heen. Ze mogen mee om de baas en Rachel op te halen, dus zij zijn ook blij. Het drietal dartelt naar de auto, die als altijd onafgesloten op het erf staat. Dat is zo ideaal hier. Je hoeft nooit iets op slot te doen. En de sleutel kan niet kwijtraken, want die blijft gewoon in de wagen.
Super!
Behalve vandaag.
Terwijl de honden staan te popelen, doet Jeannette verwoede pogingen om de achterklep te openen. Dat zul je ook altijd zien: de helft van de tijd sluit dat ding niet goed, nu wil hij plotseling niet open. Dan moeten Tobias en Boris maar via een zijdeur de auto in, bij de Spar en op school wordt tenslotte gewacht.
Gek is dat, het portier wil ook niet open. Sterker nog, álle deuren zitten potdicht. En op het vaste plekje achter de voorruit prijkt pontificaal de autosleutel.
Verbijsterd tuurt Jeannette door het raam. ‘Nét heb ik nog boodschappen uit die wagen gehaald!’ zegt ze tegen Tobias. ‘Toen was alles nog open en de sleutel heb ik niet aangeraakt!’
Hoe dan ook, dit schiet niet op. Ze slaat alarm en via Whatsapp rollen de adviezen binnen: vriend Wilko vanuit Apeldoorn, neef Jelle vanuit Australië – allemaal denken ze mee. Een schroevendraaier, een tang, een kleerhanger – de halve gereedschapskist komt er aan te pas. Jeannette tobt, en prutst en wrikt. Ze breekt bijna haar nek omdat Boris ondertussen ongemerkt zijn riem rond haar benen wikkelt en is dan eerst een poos bezig om zich te bevrijden. Daarna gaat het gepeuter weer verder. Maar wat ze ook probeert, de ouwe auto blijft op slot.
Dan maar een bedrijf bellen dat raad weet met dit soort akkefietjes. Zal wel weer een hoop kosten, maar wat moet je anders? De telefoniste belooft dat er iemand komt, en belt een halfuur later weer af. Geen tijd.
En dus neemt Rachel de bus, om met een omweg Zmuln te bereiken. En dus loopt Harold anderhalf uur lang door de vrieskou naar huis. En dus tikt hij een ruitje in. En dus hebben we weer een reden om te balen.
Totdat er hard op de deur wordt gebonsd. Daar staat de postbode. En mét hem een reusachtige doos, die vol cadeautjes blijkt te zitten. Vijf paar ogen beginnen te glimmen. Afgezakte mondhoeken krullen weer omhoog. Het gedicht dat uit de doos komt, laat ons blozen. Ach, wat doet een autoruitje er eigenlijk toe, zolang er zulke aardige mensen zijn?!
Lieve gasten – want na nauwkeurig onderzoek van vingerafdrukken en andere sporen hebben we jullie toch wel weten te traceren – enórm bedankt voor deze geweldige verrassing! Zaterdag hopen wij alsnog het heerlijk avondje te vieren en al die Hollandse verrassingen ook uit te pakken. Ons verheugend op de komende zomer. Tot ziens!