Dinsdagmorgen: Buiten adem komt  Rachel binnenstormen: ‘Er staat een kraan vol gás te spuiten!!!’
‘Gas? Waar?’
‘In een appartement!’
‘Zijn de jongens daar? Laat ze onmiddellijk weggaan!’
‘Gas?’ zegt Harold. ‘Kan niet!’
Da’s waar ook. Het gas is afgesloten. Terwijl Harold zich naar beneden haast, leidt Jeannette onze juist gearriveerde gasten af met een kop koffie. Wat er ook aan de hand is, misschien is het beter dat zij – zus, zwager, neef, nicht en Matthias z’n vriend- nog maar éven géén kennismaken met het huis waar ze geacht worden te overnachten.
De arme Harold ligt ondertussen op z’n knieen in het ijskoude water en dweilt en dweilt. In een nog te renoveren appartement – precies  naast dat van onze logees –  is een waterleiding  bijzonder uitbundig gaan spuiten. De jongens ontdekten het, en toen één van hen riep dat er ‘vól gas een kráán stond te spuiten’ , dacht Rachel dat er ‘een kraan vol gás stond te spuiten.’

Woensdagavond: tijdens de oergezellige avondmaaltijd klinkt er gekletter in de keuken. Ach ja, het werd tijd; we hebben vandaag tenslotte nog geen ‘verrassing’ hoeven incasseren – en dat zijn we eigenlijk wel gewend. Er blijkt een kat in de buffetkast te zijn geklommen. Het boerenbont ligt aan diggelen op de grond.
Een paar uur later zitten we bij kachel en kaarslicht vol aandacht te luisteren naar een verhandeling van neef Jelle over de christelijke symboliek in ‘Lord of the Rings’ als de telefoon gaat. Zus en zwager – zojuist afgedaald naar hun eigen onderkomen – aan de lijn: ‘Jij dacht dat je je verrassing voor vandaag gehad had? Vergeet het maar! Het water stróóóóómt hier van het balkon.’ Wég christelijke-symboliek-in-Lord-of-the-Rings. Harold, Annemieke en Jeannette stuiven de berg af (voor zover je in het aardedonker een berg-met-haarspeldbocht kunt afstuiven.) Op het balkon van het appartementenhuis beweegt een zaklampje. Vanuit de duisternis klinkt luid geklater van water. Ook dit keer komt het uit een nog niet opgeknapt appartement pal naast dat van onze logees – alleen nu voor de afwisseling aan de andere kant. ‘D’r staat hier 10 cm’, kondigt een onzichtbare zwager vanaf boven met een grafstem aan.

We plonzen door het water. Met bevroren vingers wringen we de ene na de andere handdoek uit. Telkens weer wordt er een volle emmer over de rand van het balkon gekieperd. Het is laat, koud en nat, vooral heel nat. Verbazingwekkend, wat een goede gesprekken je in zo’n situatie toch kunt hebben met elkaar…
‘Ik zal nu wel blij zijn als het Leger des Heils hier volgende week weer is met een paar vakmannen voor verdere renovatie.’
‘Je hebt meer aan een Leger des Dweils.’
‘Een dweilorkest hebben ze vast wel.’
‘En hopelijk ook een tranentrekker’.
‘Sommige mensen snappen niet wat wij hier zoeken… ‘
‘Nou, ik wel: een loodgieter!’
‘Het tweede jaar na een emigratie werd het lastigste, zei je? Dat belooft wat!’
‘En toch wil ik niet terug.’
‘Da’s de ontkenningsfase.’
‘Mooi trouwens, wat Jelle over die symboliek in ‘Lord of the rings’ zei.’
‘Jelle is een schat.’
‘Eh… Waar zit-ie eigenlijk nu wij hier aan het dweilen zijn?’

img_4952