Met Harold en de eigenaar voorop lopen we omhoog naar het houten Almhaus. De dubbele deuren staan uitnodigend open. Matthias’ mond valt ook open, want in het portaal kijkt een reusachtige hertenschedel met gewei op ons neer. De imposante hal is ruimer dan de foto’s deden vermoeden, evenals de woonkeuken en de zitkamer. Overal oud hout, een juweel van een tegelkachel, een trap om ‘u’ tegen te zeggen.
Boven maakt Maria zoveel mogelijk foto’s van de slaapkamers. Zal één ervan op een dag de hare worden? Zij ziet het nog niet zo zitten. Matthias heeft vooral oog voor het opgezette Mürmeltier op het balkon. Totdat de vlizotrap voor de zolder naar beneden komt. Woonplaats van het huisspook? De eigenaar acht het goed mogelijk: “Er is daar in geen twintig jaar iemand geweest.”
Twee sobere badkamers, twee wc’s en, welja, een sauna binnen met een authentiek dompelbad buiten, overwoekerd en begroeid met mos… Een oeroude buitenbarbecue mag zich in de belangstelling van Harold verheugen. Uitzicht op de bergen in de verte, een klein dorpje in het dal en geen ander geluid dan dat van kwetterende vogels. Konijnenkeutels in het gras. Herten komen hier tot bij de voordeur, vertelt de eigenaar. Alles is overweldigend. Edgar waarschuwt dat ons nog veel meer te wachten staat.
Terug bij het appartementenhuis bevrijden we eerst Tobias. Het arme beest – dat we in alle opwinding glad vergeten zijn – tuimelt uit de auto en rent als een dolle over het grote gazon. Rachel sleurt hem mee naar een scheefgezakt speelhuisje: “Mooi hondenhok voor jou, Toob?” Tobias vindt alles mooi, ook het zwembad, waar nu alleen nog maar een grote, giftige salamander op de bodem zit, zwart met gele stippen. De kinderen zien zich er al in dobberen zodra het bad is opgeknapt en de salamander verwijderd. Ooit?
Iets hoger ligt de tennisbaan. Het enige vlakke terrein op dit perceel. Harold en Edgar richten er in de gauwigheid een minicamping in. In gedachten dan. De rondleiding door het appartementenhuis zelf laat zich niet navertellen. Een stuk of – ja, hoeveel eigenlijk? – tien, elf (?) keukenblokken in oogverblindend bruin en oranje, vele tientallen bedden, wc’s, badkamers in alle kleuren en maten, matrassen, meubels. Jeannette ontdekt zelfs een gemotoriseerde slee. (De anderen zien slechts een slee waarop een bosmaaier ligt…)
Al gauw hebben we geen idee meer aan welke kant van het pand we ons bevinden. “Ik heb een plattegrond nodig!” constateert Jeannette. “Die zul je dan zelf moeten maken”, antwoordt de makelaarsvrouw.
Aan een wand hangt een foto die het pension in betere tijden laat zien. Een zonovergoten idylle, met spelende kinderen in het gras. Luiken die goed in de verf zitten, een prieel dat niet vervallen is, vergane glorie. We blijven er lang naar kijken.
In wat eens een soort van gemeenschapsruimte geweest moet zijn, staan meubels en dozen met spullen hoog opgestapeld. Overal slingeren opgezette dieren en geweien. “Ik kan het niet aanzien!” jammert Matthias, de natuurverzamelaar, die thuis maandenlang moet sparen om één zo’n beestje in bezit te krijgen.
Stof, spinnenwebben en zelfs schimmel… Wat een werk zou hier verzet moeten worden, mocht dit echt van ons worden. Wat een geweldige uitdaging wacht hier voor degene die dit prachtpand in oude luister mag herstellen! Met de vijf maaiers die we tegenkwamen (voor iedereen een?), moet het in elk geval mogelijk zijn om het gras kort te houden.